Postmodern persoonsbewijs
1
Punt. Eerste woord. Hartebloed. Hoe het nu
de vrije val instroomt en zich verfijnt zich
organiseert: een grondige lever,
longen als koeien, twee nieren paraat.
Hoe ik adem wat ik eet en vergeet
en het vertrouwen in de stilte de
lange tijd van het lichaam onderhuids.
Maar het lichaam niet is de dichter.
Dafnis verdrinkt in de arm van Nais
en ons kent ons begerig en vruchtbaar.
2
Van elke dag nam hij een foto: van het zweefgeheel
Een breedbeeld portret.
Duizend momenten van een vlieg: onzeker beest.
Duizend ogenblikken mens: heden twee boterhammen,
Hondje in het zomerbos, 10 opties Wolters Kluwer,
Een duik in het parelbad, onder het luciferdoosje
de wesp.
Een dagje bloem. Duizend bezoekers, open en open
En opener open en op
Is het hart, dood de haard, het offer
Focust zijn lens, dat kristalletje hoop
Op geestkracht: ik.
3
God: ieder woord, iedere gedachte, ieder
gezicht is het uwe. U retoricus, elegieënjager
rijmende hartstochtloze!
O bloedgeboren goden is het moeilijk
Te bedenken dat wij dat zijn, stervelingen
Met een verlangen naar vrije lucht
Doorzicht en overdaad?
Er zijn veel domme goden
Graag klappend voor elkaar, je weet wel wie.
Alles is hoe
Wijd je het klepje openzet
Je je oogbal oppoetst.
Wat interesseren god bijstellingen van zichzelf
Als zij niet zijn: rupsbanden van oogstvoer, jakobs
Ladders voor graangoud: voor binnenbrand en bietenzoet
Voor goedheid en genade?
4
Brutaalweg, kracht
Die van zichzelf schrikt
Is een woord een bloem
Aan hongerig vlees
Ofschoon daarin god stroomt
Heeft gestroomd, tot licht kwam, bloem eerst
Die begon uit te vallen
Zijn mens door het hart steekt, mens dan
Waaraan zich het bloed wreekt
5
Doorboord worden, homerisch, doorzeefd.
Doorlatend zijn en niet niets.
Geen vrije val, noch oparachute
Zonder man. Vrouw. Ik moet
Mijn honger stillen, haar voor de spiegel
Ontvreemden: ik kan weten dat dat moet.
Het woord dus vinden: de precisie
Van de vanzelfgaande beweging – gade
Geslagen – genoten – het woord `doorboord’
Iemand zeer lief hebben zijn.
|