Home Weblog Boeken Over Marijn Contact  
 
 
Home > Boeken > Gedichten > Het punt van vertrek (deel 2)
 
 

Gedichten

 
 

Het punt van vertrek (deel 2)

Ik stel mij voor. Wie weet zeg ik zijn wij verwant.
`Als zij dezelfde is, moeder, mam,
woord dat alles kan

veranderen in, excuseer me,
eerlijk spel.
Ik bedoel dat ieder
Langs eigen omtrekrand gesneden
past in een tijdelijke puzzelvrede.

Maar nee.
Hij grijnst mij aan als een dove
vraagt dan naast hem een muisje vrouw in kapuchon
wie zij ziet in dat beeld, die vrouw op de dijk
Of dat lijkt op haar moeder toevallig.

Maar zij schudt nee die stierf
voor ik het wist
wie ze was. `Waarom vraagt u dat?
Kent u mij? U bent jong.
Ook euthanasie?’

`Welnee, geenszins. Ik kreeg
van mijn vrouw door mijn strot een briefopener!
Omdat ze woedend was
omdat ik haar schildpadden wegdeed.
Zo’n stinkbak vol die niemand eten gaf dan ik.

Ik zag in een flits op teletekst:
Sportclub den Hommel derde na winst
Bush haalt bezem door het Witte Huis
Is er nog tijd dacht ik voor excuus
En toen dit.Was u ziek?”

Het vrouwtje knikt en piept, `Ik zong
toen ik tien was dikwijls een liedje. Ik schommelde
op het tuinhek de maat. Ik had een lijfje
dat springt dat huppelen wou.  
En toch stond in mijn genen kanker geschreven.

Iemand belde die avond en zei ik stuur je een brief
ik zei de posterijen halen het niet.
De huisarts staat voor de deur.
Maar vaders vogeldagboek als je dat hebt
Stuur het terug.

En plotseling was er dat liedje weer
en ik neuriede van binnen.
Ik zong zoals een lamp soms zingt
vlak voor hij pang zegt en flitst.
De man had alles voor elkaar.

Een prikje en slaap nu maar.
En ik dacht: dag Mien
Kastje dicht poppetje gezien.
Pipo de clown en Mammeloe.
Daar leek mijn liedje op, die melodie.

Dag vogels dag bloemen kusje welterusten.’

Lees verder:


 

Overzicht gedichten