Dans je droom de wereld in (deel 2)
Deel 2
Een man nam een retour per ongeluk
een jongen lacht erom,
`Pieter,' zegt hij, `dat ben ik.'
Zijn hoofd groeit uit zijn romp naar voor.
Zijn linker oog is bruin met blauw.
`Waarom ik schrijf,' vraagt hij. `Omdat het moet,' zeg ik.
Maar van schrijvers houdt hij niet.
`Ze hebben geen gevoel,' zegt hij,
geef hem maar misdaad
en trouw voor twee piek.
En weggaan doe je niet schrijvend.
Weggaan doe je dwarsdoorzien.
Geweigerd door een meisje.
haar paardestaart waaiend wiebelend
voor de gek.
Dikke kinderen met tuitlippen zitten
om gezien te worden pratend,
ze eten koekjes onderwijl.
De trein spreekt engels, kreunt duits,
niemand die om woorden zoekt
als er geen reden is, gewoon is goed,
een dikke buik, een gulzige mond.
Station na station worden wij vermengder
Twee grijze dames kloppen op de rug
van breedvoerig Surinamer,
en nog een keer
om doorgang. Iemand
houdt niet van politiek, iemand niet
van geloof, je raakt nooit uitgepraat,
Een zanderige slaap doet toe aan moeders schouder,
onmogelijke ogen, hoofdje dommelend
beweeglijk, o ik wil wel mee
onder ieder ooglid
dat zo slaapt, ik wil wel mee tot waar het moet,
de grote nacht mij opendoet.
Maar nu maar nu een man is moe,
een advocaat. Ik zie zijn scherp geformuleerde mond
in slaap gezakt. Hij wint van mij, ook hij
van waakzaamheid wint overmacht,
gemakkelijk en bewonderenswaard.
Een man zegt niets die zijn ogen kent.
Langzaam veranderend land,
Een vrouw legt op haar borst een hand,
`ik struikelde,' zegt zij, `ik weet niet eens waarover,'
(het IJ voorbij, glanzend naar vis)
`gelukkig niet hard alleen die pijn,
als het mei is als de bomen bloeien
en het voorjaar bloemsneeuwt op mijn pad,
en ik ben er dan niet
onder de wolkengaande hemel.'
Lees verder:
|