Dans je droom de wereld in (deel 3)
Deel 3
`Piet,' zeg ik, `en zonder jou,
hoe moet het met Ajax' goddelijk spel,
als het niet wordt begrepen?'
Pieter heeft een hart voor feiten.
Tussen hemel en aarde geen flauwekul.
En voetbal is heilig.
En leven vindt hij een bende,
uitzichtloos tot op de draad ellendig,
`Mensen lijden allemaal.'
Want dat hij hield van een meisje,
met strooien hoed en volle melken armen.
En dat hij haar ontrouw werd
omdat in bed ook god meesliep,
de god van zijn vader met rolstoel en al,
`dat is mijn lot,' zegt hij.
Ik zie hem ademhalen, zijn ribben
dalen. `Ik ging haar vermoorden,'
zei hij, `een juiste daad,
maar ik deed het niet,
lamme armen had ik.
Houding leer je je, trots,
belangeloze sportiviteit, levenspraat,
je kleedt je lichaam aan met kleuren,
maar ondergronds
graaft nagel na nagel naar storm.
Een boom op vallen.
Wie eerlijk is voltrekt zichzelf.
Ik kwam verkleed, hoe laat?
ik loop de lange gang, waarom verkleed?
kom ik binnen waar ze slaapt.
Ze hoort de deur, hé god,
de stad lawaait,
1 mens minder, per ziel een heelal.
Ik heb alles berekend, niemand
zag iemand, bedreig ik haar,
geen gevecht, schiet !
Overrompel de angst met een schot !
En nog een voor alle zekerheid nog een
tien keer dood en ze zal opstaan,
ze zal doodgewoon zichzelf zijn.
Ik ken mij nu wel,
sta maar je knakt, spreek maar je stokt,
ga maar waarheen, geen eer,
geen recht.
Natuurlijk wou ik zuiver
dampend door de straten lopen, gaan waar
het warme leven bezig is.
Maar ik leef alleen
achter het klapnet van de stilte.
Ik bijt de keien uit mijn borst
en snak naar pijn en zijn
leeggetrokken, weggeebt.
Vlees is leed en de geest bedrog.'
Piet zwijgt en ik antwoord niet.
Zijn vuist op zijn knie
valt open. Hij is jonger dan ik.
Geen boom voor zijn huis maar een heester
met zwakke schouders en principieel groen.
Een meisje stapt in, vraagt plaats met een knik.
Amper twintig denk ik en een beetje te dik.
Lees verder:
|