HOLLANDSE GEDICHTEN
Aan Marie
Marie je zei, ik heb geen hart voor jou.
Dat is niet zo, je bent mijn vrouw.
En reken maar: het zog is een eeuwige wond.
Je arm omhoog, zoals je daar stond
onder het meeuwengemauw op de ka.
Dat vreet, zolang ik ga.
Maar wij zijn klein, geen mijl op zee,
duurt trouw. Wie wij ook zijn, wat het ook dee.
Dus ik vertrek geen spier, ik vind dat beter.
Ik zie de golven na, ik speel mooi weer.
Als schuim is het, ons hartezeer,
kookt voor de boeg, sist en raakt vergeten.
Afijn, ik ben geen blijver tot het laatste.
Ik ga. Ik ben een buitengaatse.
Lees verder:
|