|
Een leraar is maar een leraar
'Noteer,' zeg ik. 'Si vis amari, ama. Zet er een kringel omheen en een uitroepteken achter. Heb lief, als je wilt dat je wordt liefgehad.'
Ik pomp mijn lessen graag wat op. Wat je leert, moet er toe doen. Maar vanmiddag, na een jaar rechttoe rechtaan vertalen, hangt mijn examenklasje in de touwen. Seneca en Tacitus, tot vermoeiens toe teksten over goed leven, goed sterven, macht, moord en intrige.
Komt het nog aan?
Wat moet je met Stoïcijnen in een wereld waar emotie en genot de hoogste kijkcijfers scoren? En kun je in Trots Nederland nog veilig beweren dat onrechtplegers ongelukkiger zijn dan wie onrecht ondergaat?
We ontleedden zinnen, we reconstrueerden redeneringen, we naderen nu het eind. We spreken over de man die aan zijn vrienden vraagt of hij Seneca wel of niet moet verraden. En zijn vrienden raden hem met de noodlottige lafheid van allen aan dat inderdaad te doen. 'Noteer,' zeg ik, 'en vergeet het nooit weer: Fatali omnium ignavia. De lafheid van mensen die meelopen en achteraf zeggen: huh? Wir haben es nicht gewußt.'
Ik haal Robbie aan, een medeleerling. Voorbeelden van alledag verduidelijken soms veel. 'Robbie fietste met zijn vriend achterop naar de stad. Het was donker. Ze stopten bij een supermarkt. Toen ze de winkel uitkwamen, zag Robbie een groep jongens aan de overkant van de straat. Robbie en zijn vriend draalden wat en stapten tenslotte toch op de fiets. Daar was op gewacht. Robbie trok snel op, maar de jongens renden sneller. Ze sleurden Robbie's vriend van het achterrek. Robbie ontkwam. Toen hoorde hij zijn vriend schreeuwen. Hij remde. Hij fietste terug. Vier tegen twee. Robbie was kleiner en zwakker en geen vechter. Anderen zouden misschien doorfietsen, maar hij redde zijn vriend. De lafheid van de massa die toekijkt hoe iemand in elkaar wordt getrapt had geen vat op hem.'
Iemand werpt een blik op de klok, iemand zucht. 'Wat zouden jullie doen? Zouden jullie omkeren?'
Het blijft stil. Ik bekijk de gezichten. Nog twee weken, zes lesuren. Ik zal ze missen. Ik heb hun gave snuitjes zien uitgroeien tot wat lijkt op een uiteindelijk mens.
'En u?' vraagt dan ineens mijn scherpste critica. 'Zou u omkeren? Nee, toch? U toch ook niet, hè? Wees eerlijk. U wilt toch ook niet dóód? Nou dan. Gedist. Haha.'
Ze bloost ervan. Een leraar is geen beter mens omdat hij een leraar is. Maak haar niets wijs. Een leraar is maar een leraar. Dat weet iedereen.
|
|
NRC Onderwijs Column
Zaterdag & Cetera
|
|