|
Oerkracht is overmacht
Bijna zeven uur. Ik voel dat ik iets ben vergeten. Ik maak een kijkgaatje in de spiegel. Mijn haren zijn het. Ik heb ze niet gewassen. Ik keur mijn kapsel, geef er klapjes op, het veert wat. Het kan nog wel een dagje. Ik begin mij af te drogen en voel mijn baard langs de handdoek schuren. Ook vergeten. Ik besluit dat mijn baard er ook nog wel mee door kan maar herroep mijn besluit als ik denk aan de opmerking van een leerling dat de lichamelijke verzorging van een zekere collega en dan met name zijn ongeschoren hoofd weerzin oproept. Ik stap weer onder de douche en denk aan het zinnetje: ik was moe die dag.
Toen ik als verpleger vroeger dagelijks beademde patiënten tilde stond ik wel eens voor de spiegel de nieuwe s-vorm van mijn ruggengraat te bestuderen. Dat was geen moeheid, dat was een gekraakt lichaam. Maar in "ik was moe die dag" klinkt de lerareneigen verontschuldiging mee: "Ik kon niet reageren zoals ik zou hebben gekund als ik fit was. De situatie vroeg om meer maar helaas, het zat er niet in." Geen ramp natuurlijk, niet erg, moe zijn is menselijk maar van de leraar wordt verwacht dat hij zijn menselijke ongemakken tenminste gedurende de lessen niet voelt. Wij moeten er staan. Altijd scherp, fris, geduldig, inventief, rechtvaardig.
Is er echt wat loos, dan kunnen wij ons baden in een collectief erbarmen van onze leerlingen. Geen lievere troost dan die van een klas die je een ansichtkaart stuurt met wensen. Maar ben je gammel, heb je een ziek kind, doet je relatie moeilijk, doen je oude ouders een beroep op je, ben je in de overgang, heb je gewoon je dag niet? Sta op en geef les.
Vermoeidheid: ineens wil je tong niet meer. De bijzin die had moeten volgen, die de clou van je redenering zou onthullen wordt door amnesie getroffen. Ineens hoor je je stem balken, ineens word je veel te kwaad op een schooiertje dat knagend aan een lek waterijsje het lokaal inkomt en even later zijn CV met succes oppimpt door met zijn volle gewicht een pakje Fristi tot ontploffing te brengen. Dat Hannibal de rotsen met azijn bewerkte en zich zo een afdaling uit de Alpen verschafte, zal de klas worst wezen en dat hij woordjes fluistert in het grote oor van zijn zieke olifant Syros oogst een goedkope aandacht waaraan je geen pakkend vervolg kunt geven. Er wordt in agenda's gebladerd, gefluisterd, niet opgelet.
Je herstelt op militaire wijze de orde, je vernedert bij een nieuw incident de Fristi-terrorist publiekelijk maar je weet: stop, fout. Je gaat tenslotte aan je tafel zitten, denkt aan je vakdidacticus, te weten aan zijn les "vrijdagmiddagdidactiek" en besluit: werk maar verder, ik pas even. Want het is begrijpelijk. Je hebt ouderavond gehad, je hebt de lessen van je zieke collega overgenomen, je komt in een lokaal dat door je voorganger in apenkooiopstelling is achtergelaten, je kijkt avond aan avond boekverslagen na maar bent parttimer dus werkdruk vermindering zit er misschien niet in, het licht wordt zwakker, de dagen korter. En toch, energie is een wonderlijk fenomeen. In een moe lijf gist onvermoede kracht. Ik waarschuw twee doorgaans ijverige meisjes voor de zoveelste keer. Waarom luisteren ze niet? Wat is er met ze? Waarom gaan ze niet gewoon aan het werk?
En plotseling zie ik het. Op de gang zit een blonde peuter. Ik had hem al eerder opgemerkt maar nu begrijp ik het. Hij wriemelt zijn vingertje tegen het raam. Wat een dropje, wat een knuffeltje. Meisjes. Oerkracht is overmacht. De zachtheid keert terug in mijn oog. En daarmee ook de juiste toon, het juiste woord. Het uur daarop stap ik mijn mentorklas binnen. Op mijn tafel zitten drie Hansepansekevertjes. Ze wiegen als Eftelingpoppen op de maat van hun liedje. Ik heradem. In welk werk ervaar je het leven zo als in contact met pubers? Alsof je in de bakkerij van het bestaan het deeg mag kneden en af en toe voldaan de geur opsnuift, brood, mooi vers brood, jonge mensen, zon in hun haar, hoop in hun borst, verlangen in hun spieren. Moe? Hansepansekevertje, die klom toen weer omhoog...
|
|
NRC Onderwijs Column
Zaterdag & Cetera
|
|