|
Zien is kennen
Eén van de wonderen van ons vak is het: de jaarlijkse traktatie van nieuwe gezichten en nieuwe namen. Hanne, Sanne, Anne. Allemaal blond. Tim, Tom en Tobias. Allemaal druk. Vooral in de brugklassen lijkt het of je van ieder exemplaar uit een school sardientjes de gedrag- en gelaatskenmerken moet koppelen aan een naam. Ze zijn zo snel, zo kwikzilverig en in zekere zin tamelijk eenvormig. Beugeltjes, neuzen, haardracht, mond, stemgeluid, pas na een paar weken gaan de verschillen opvallen. Het eerst herken ik de ogen, de oogopslag. Ogen vertellen: winnaar, helder hoofd, autonoom, zenuwpees, pretneus, boos beestje. Het zijn maar indrukken natuurlijk, contouren op het toverkrasblok dat kennismaken is. Maar als ik hun ogen ken, gaat de rest snel. Stem, houding, motoriek en alles onmiskenbaar uniek.
En dan het moment dat het lukt. De kleine triomf die je beleeft als je de opluchting in de ogen van het kind ziet: hij kent me. Boefjes en braafjes verschillen hierin niet: ze willen gekend worden. Voor een leraar die je naam kent, werk je en andersom, zo'n vent die je na een half jaar nog Dinges noemt, wat boeit zijn vak jou? Ons gezag staat of valt met het kennen van namen.
Een jaar of wat geleden hadden we nog massale ouderavonden op school. In een grote zaal stonden tafeltjes op enige meters afstand van elkaar. Aan die tafeltjes ontvingen we vanaf half acht een ouder of een ouderpaar. Menig collega moest "overblijven" en at dus in de Griek een gezellig hapje. Menig ouder moest erop vertrouwen dat de kegel van de docent aan de overzijde van het tafeltje een incident was en een begrijpelijk gevolg van zijn verlangen naar ontspanning na de zware dagtaak. Iedere tien minuten veroorzaakte een bel een trage stoelendans. Handen werden geschud, agenda's doorgebladerd, werk en werkhouding in twee, drie rake zinnen gekarakteriseerd.
De tijd dat ouders nog knikkend tegenover je zaten was dat. Op zo'n avond in het voorjaar zat ik daar. De laatste zon viel scherp door de hoge ramen, door de tuindeur dreef koelte de zweterige zaal binnen. Ik had even geen bezoekers. De stemmen gonsden als in de Sixtijnse kapel. Aan de tafel naast mij zag ik een stel ouders dat na een hartelijke welkomstact stiller werd, hun stoel een stukje naar achter schoof en ophield met knikken. De bevindingen van mijn collega werden zwijgend aangehoord. Ik verstond hem goed genoeg om vast te stellen dat hij op zijn lerarenstoel zat. Tobias moest niet denken dat hij er kwam zo. Hij moest het van werken hebben, hard werken. Het register van sommige collega's is voorspelbaar.
"En zijn pakketkeuze?" hoorde ik de vader vragen. Mijn collega lachte. De ouders vertrokken geen spier. Geen exacte vakken voor Tobias, geen inzicht? Ook geen talen? Met deze inzet helemaal geen geschikt pakket? Hij had toch laatst een negen gehaald voor wiskunde? Mijn collega pakte zijn agenda met twee handen beet en schudde krachtig zijn hoofd. Maar, hij twijfelde, ik zag het, hij zocht. Een negen?
"Dus u denkt," begon de moeder. "Ssst" deed de collega, op de manier waarop hij ook zijn leerlingen het zwijgen placht op te leggen. "U bent toch de ouders van Tobias van der Meer?"concludeerde hij, wijdbeens onderuitzakkend. De moeder bleef nogal vriendelijk. Ze haalde haar portemonnee uit haar tas en toonde een pasfoto. Mijn collega gaf zich over. "Ze lijken ook allemaal op elkaar," probeerde hij. De ouders reageerden niet. Maar toen mijn collega vervolgens de loftrompet stak over hun zoon, keek de vader op zijn horloge en vroeg: "Noteert u eigenlijk wel de juiste cijfers bij de juiste leerlingen?" Dat ging te ver. Mijn collega sloeg zijn armen over elkaar en zei: "Dat is een belediging. Met u wens ik niet meer te spreken." Die wens was wederzijds. De ouders dropen af, geschokt, ongelovig. Mijn collega zocht troost bij mij, klagend over de vergeetgaten in zijn brein.
En toch, vergeetachtig of niet, er zijn ook kinderen van de categorie "zien is kennen." Hun namen staan als sterren aan de nachthemel van ons schoolgeheugen geklonken. Hun schoolloopbaan behoort tot de kleine mythen van het docententeam. Ook als ze al lang groot zijn, dit lezen misschien: wij zien hun gezicht nog, wij horen hun stem nog.
|
|
NRC Onderwijs Column
Zaterdag & Cetera
|
|